Cornelis van Foreest (1756-1825), heer van De Mijl en Schoorl, Hargen en Kamp was een Alkmaars regent en een van de leiders van de patriottenbeweging. Een regent uit een oud adellijk geslacht die zich van democratische retoriek bediende. Na een bewogen politieke loopbaan nam hij ontslag om zich terug te trekken op zijn landgoed Nijenburg.
Familie Van Foreest
Cornelis van Foreest (1756-1825) wordt geboren als oudste zoon van de Alkmaarse regent Dirk van Foreest. Hij behoort tot een geslacht dat al eeuwenlang deel uitmaakt van de Hollandse stedelijke elite. Leden van deze rijke familie rijden in vergulden koetsen, bewonen statige stadspaleizen en vertoeven ’s zomers op deftige buitenplaatsen. Vader Dirk is eigenaar van het uitgestrekte landgoed ‘Nijenburg’ te Heiloo. De mannelijke leden van de familie doorlopen een typische regenten carrière. Ze studeren rechten in Leiden en oefenen eerst lagere openbare ambten uit, waarna ze worden opgenomen in de vroedschappen van Alkmaar of Hoorn. Daarmee komen zijn in aanmerking voor eervolle en lucratieve betrekkingen. Als burgemeesters en regionale bestuurders beschikken de Foreesten over een sterke machtsbasis in het Noorderkwartier.
Riddermatige afkomst
Toch zijn de Foreesten in een opzicht geen typische regenten: de familie behoort tot de riddermatige Hollandse adel, al is sinds de zestiende eeuw geen Foreest meer opgeroepen om te ‘compareren’ in de vergaderingen van de ridderschap. De ambten die zijn bekleden, de levensstijl en het huwelijkspatroon van de familieleden zijn gericht op het patriciaat van de steden, niet op de Hollandse adel. Ook het vermogen van de familie bestaat grotendeels uit obligaties en aandelen, niet uit het voor edelen kenmerkende landbezit, tiendrechten of heerlijkheden. De riddermatige afkomst wordt niet geheel vergeten, getuige jachtconflicten waarin de familie met succes haar aanspraken op adellijke status – en recht om te jagen – verdedigt.
Patriottentijd
Als gevolg van de oplaaiende strijd tussen patriotten en prinsgezinden vanaf de jaren 1780 maakt Cornelis een bewogen politieke loopbaan door. In 1782 overlijdt zijn vader Dirk en komt een plaats in de Alkmaarse vroedschap vrij. De eerstvolgende vroedschap die benoemd wordt is Cornelis zelf. Met zijn zwager Ludovicus Timon De Kempenaer sluit hij zich aan bij een groep vroedschappen die de rechten van stadhouder Willem V aanvechten. Doelwit van deze groep regenten is de invloed die de stadhouder kan doen gelden op het benoemen van stedelijke magistraten. In Alkmaar worden de Oranjegezinde regenten aan de kant gezet en de gezette Cornelis, die in deze tijd bekend wordt als ‘Dikke Kees’, neemt actief deel aan de patriottenbeweging. Samen met zijn studievriend, Cornelis de Lange van Wijngaarden is hij betrokken bij de aanhouding van Wilhelmina van Pruisen. Als de Pruisische troepen het stadhouderlijk bewind herstellen, vlucht Van Foreest naar het buitenland. Wilhelmina neemt wraak en Cornelis wordt uit al zijn ambten ontslagen.
Ballingschap en terugkeer
In gezelschap van andere patriotten verblijft Cornelis van Foreest enige tijd in de zuidelijke Nederlanden. Hij onderneemt reizen naar Frankrijk en Duitsland. Kerstavond 1788 is Cornelis weer in Alkmaar, bij zijn patriotse vriend Gualtherus van der Mieden. Voor de gelegenheid wordt een visitekaartje met een allegorische voorstelling gemaakt.
Het visitekaartje drukt de treurige politieke toestand uit waarin de patriotten zich op dat moment bevinden: terwijl de vrijheidsmaagd weent en de Hollandse leeuw slaapt, wordt het wapen van Alkmaar versluierd door een dame met anker (waarschijnlijk moet zij de Hoop verbeelden). Nu hij geen ambten meer kan bekleden, richt Cornelis zich als administrateur en curator op het beheer van de erfenis van wijlen Willem Adriaan II van Nassau-Bergen (1787-1795). Uit deze boedel koopt hij de heerlijkheid De Mijl, in compagnieschap met de Alkmaarse regent Daniel Carel de Dieu.
Franse tijd
In 1795 vallen de Fransen legers binnen en vlucht de stadhouder. Van Foreest wordt in zijn ambten hersteld en gekozen tot president van het college van Alkmaarse representanten. Ter viering van de herwonnen vrijheid wordt een vrijheidsboom gepland tegenover het stadhuis en Cornelis houdt een triomfantelijke rede voor de verzamelde burgerij. Hij doorloopt een reeks functies als volksvertegenwoordiger en verblijft veel in Den Haag. Hoewel zijn bewaard gebleven toespraken bol staan van democratische retoriek, wordt Cornelis door democratische patriotten en de Franse inlichtingendiensten gezien als een representatie van het ‘oude regime’. Hij wordt afgeschilderd als een volbloed aristocraat die zich door het volk laat vertegenwoordigen als middel om zelf aan de macht te blijven.
‘Landjonkers’
Er komt een plotseling eind aan Cornelis’ politieke loopbaan als het Wetgevend Lichaam waar hij lid van is, gedwongen wordt in te stemmen met de installatie van koning Lodewijk Napoleon (1806) als koning. Hij weigert dit en keert de landelijke politiek de rug toe. De val van Napoleon en het uitroepen van het koninkrijk der Nederlanden (1813) brengen hierin geen verandering. De nieuwe koning Willem I stelt een nieuwe adelstand en leden van de familie Van Foreest worden daarin opgenomen met het predikaat ‘jonkheer’. Cornelis slijt zijn laatste jaren op zijn landgoed Nijenburg, dat door hem en zijn echtgenote uitgebreid en verfraaid wordt. Als hij in 1825 sterft, laat hij met 105.400 gulden een aanzienlijk geslonken familiekapitaal na, dat opmerkelijk genoeg, voor het overgrote deel bestaat uit land, tiendrechten en heerlijkheden. Een bijzondere ontwikkeling, aangezien zijn voorouders nog veelal obligaties en aandelen bezaten. In de loop van de negentiende eeuw worden Cornelis’ nazaten op Nijenburg dan ook steeds vaker aangeduid als ‘landjonkers’. Een overgang van een stedelijke naar een landelijke levenswijze die voltooid wordt wanneer de Foreesten zich in de jaren 1850 permanent vestigen op Nijenburg en zich ook uit de stedelijke politiek terugtrekken.
Bezit van heerlijkheden
In 1798 schaft het nieuwe bewind de heerlijke rechten af, waardoor ook Cornelis als heer van De Mijl en Schoorl, Hargen en Kamp getroffen wordt. Na het vertrek van de Fransen worden de eigenaars van heerlijkheden gedeeltelijk in hun rechten hersteld.
De Mijl (1793-1825)
Cornelis van Foreest koopt de heerlijkheid De Mijl in compagnieschap met Daniel Carel de Dieu uit de nalatenschap van de Heren van Nassau-Bergen (1793). In 1801 overlijdt De Dieu, zijn erfgenamen nemen zijn aandeel over. In 1820 wordt het compagnieschap opgeheven en wordt Cornelis van Foreest enig eigenaar.
Schoorl, Hargen en Kamp (1793-1825)
Cornelis van Foreest erft de heerlijkheid Schoorl van zijn vader, via zijn moeder.
Ambten
- Admissie als advocaat door het Hof van Holland (1780)
- Baljuw en dijkgraaf van Heerhugowaard (1786-1787)
- Vroedschap (1782-1787) en schepen (1778) van Alkmaar
- Secretaris patriottisch Nationaal Fonds te Alkmaar (1786)
- Administrateur en curator goederen van Willem Adriaan II van Nassau-Bergen (1787-1795)
- Lid van de municipaliteit Alkmaar (1795)
- Hersteld in zijn ambt van baljuw en dijkgraaf van Heerhugowaard (1795)
- Burgemeester van Alkmaar (1796)
- Lid van het Provinciaal Comité van Holland (1796-1798)
- Raad en meester-generaal van de munten (1796)
- Lid Nationale Vergadering (1797)
- Lid Intermediair Wetgevend Lichaam van het Bataafse Volk (1798-1798)
- Lid Vertegenwoordigend Lichaam (1798-1801)
- Voorzitter van beide Kamers Vertegenwoordigend Lichaam (1800)
- Lid Wetgevend Lichaam van het Bataafse Gemenebest (1801-1805)
- Lid Wetgevend Lichaam, Vergadering van Hun Hoog Mogenden vertegenwoordigende het Bataafs Gemenebest (1805-1806)
- Na de troonsaanvaarding van Lodewijk Napoleon (1806) legt hij zijn openbare functies neer en wordt advocaat
- President van de Rechtbank Alkmaar (-1811)
- Lid Conseil général van het departement Zuiderzee (1811)
- Neemt deel aan de Vergadering van Notabelen (1814)
- Lid van de Ridderschap van Holland
- Lid Provinciale Staten (1814-1825)
- Lid van de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (1814-1825)
Archiefbronnen:
- Naamkaartje voor Cornelis van Foreest bij het soupe bij G.G.G. van der Mieden, 25 december 1788, getekend door J. van der Mieden. Met allegorie. Regionaal Archief Alkmaar, Archief Van Foreest inv. nr. 238.
- De achterzijde van het huis Nijenburg, 1811 naar een tekening van J.A. Cresent. Regionaal Archief Alkmaar, Archief van Foreest, inv. nr. 883.
Geraadpleegde literatuur:
- J. Belonje, ‘Het ambacht van de Mijle met zijn leenkamer’, Hollandse Studien 3de jrg. (1972) 167-169.
- H.T. Colenbrander ed., Gedenkstukken der Algemeene geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840, 5de deel: Koning Lodewijk 1806-1810: Inleiding en hoofdstukken I-III, 384, 6de deel: Inlijving en opstand 1810-1813: hoofdstukken IV-VI 1131, 1132 (‘s-Gravenhage 1910).
- M.J. Prins, “Hoe gy zoo de Naam die gy draagt, nieuwe luister geeft”. Status, macht en financieel vermogen
van de familie Van Foreest 1747-1870 (scriptie Universiteit van Amsterdam, 2001). - M.J. Prins, ‘”Rustoord van mijn blijdste dagen, Eden van mijn tere jeugd.” Constructie van een familie-identiteit: Nijenburg en de familie Van Foreest, 1742-1922’, in: R. van der Laarse en Y.B. Kuiper eds., Beelden van de buitenplaats. Elitevorming en notabelencultuur in Nederland in de negentiende eeuw (Hilversum 2005).
- M.J. Prins, ‘Van stadsregenten tot landjonkers: de Jonkheren van Foreest 1750-1920’ in: Holland, Historisch tijdschrift 34ste jrg. (2002) 183-199.
- J.H. Rombach, Inventaris van de Familiearchieven Van Foreest, 1422-1979, en Van Egmond van de Nijenburg 1428-1765 (Alkmaar 1992), inleiding.