Februari 2016 is het jaarboek voor adelsgeschiedenis Virtus 22 (2015) verschenen. In Virtus een onder meer een bijdrage van Maarten Prins, ‘Heren van Holland. Het bezit van Hollandse heerlijkheden onder adel en patriciaat (1500-1795).’ Hierin zijn voor het eerst resultaten uit het onderzoek Heren van Holland gepresenteerd. Nadat vastgesteld wordt dat het tot dusver niet bekend was wie de eigenaars waren van Hollandse heerlijkheden, brengt het artikel het bezit van heerlijkheden bij diverse groepen tussen 1500-1795 in kaart.

1000_1000_5916_9789087045722.pcovr.Virtus2015

Virtus 2015 is te bestellen bij Uitgeverij Verloren.

Conclusies

Belangrijke conclusies van het artikel betreffen vooral het bezit van heerlijkheden bij edelen en regenten. Met het uitsterven van Hollandse adellijke geslachten nam het bezit van heerlijkheden bij edelen tussen 1600 en 1795 geleidelijk af. Buitenlandse edelen en edelen uit andere gewesten van de Republiek erfden voortduren heerlijkheden van Hollandse edelen, maar doorgaans werden deze binnen enkele generaties verkocht.

Het aantal heerlijkheden in bezit van regenten steeg vanaf ca. 1610 langzaam, maar rond 1720 hadden de regenten de adel definitief voorbijgestreefd als eigenaars van heerlijkheden. Toen de Staten van Holland tussen 1722 en 1741 hun ambachtsheerlijkheden verkochten, waren het voornamelijk regenten die deze heerlijkheden aanschaften.

Overdragt der Pruisische Heerlykheden in Holland aen den Heere Prinse van Oranje en Nassau, door Simon Fokke, 1754 (ets en gravure; Rijksmuseum, Amsterdam)
Overdragt der Pruisische Heerlykheden in Holland aen den Heere Prinse van Oranje en Nassau, door Simon Fokke, 1754 (ets en gravure; Rijksmuseum, Amsterdam)

In literatuur over regenten wordt veelal de stelling herhaald dat bij regenten weinig belangstelling zou hebben bestaan voor het bezit van heerlijkheden. Het lage percentage heerlijkheden bezittende vroedschappen wordt dan bijvoorbeeld als argument naar voren gebracht. Het artikel nuanceert deze gedachte onder meer op de volgende manier:

  • Uit de verzamelde gegevens komt naar voren dat de regenten en hun directe familieleden de grootste groep eigenaars van heerlijkheden waren.
  • Het aantal regenten overtrof het aantal heerlijkheden ruimschoots. Derhalve zou het niet voor elke regent mogelijk geweest zijn een heerlijkheid te bezitten.
  • Niet alle regenten waren gefortuneerd en konden een heerlijkheid kopen.
  • Uit de gegevens blijkt dat regenten bij voorkeur heerlijkheden verwierven in de nabijheid van hun stad. In de omgeving van veel steden (met name in het Noorderkwartier) waren geen of weinig beschikbare heerlijkheden.
Artikel ‘Heren van Holland’ in Virtus nr. 22 | 2015